300
• een verminderd vermogen om afscheidingen op te hoesten
• hypotensie of significante intravasculaire volumedepletie
• pneumothorax of pneumomediastinum
• recent craniaal trauma of een craniale operatie.
Waarschuwingen
• Lees de hele handleiding door alvorens de VPAP te gebruiken.
• Adviezen uit deze handleiding mogen nooit voorrang krijgen op de instructies
van de behandelend arts.
• De VPAP moet worden gebruikt met maskers en accessoires die worden
aanbevolen door ResMed of de behandelend arts. Het gebruik van de
verkeerde maskers of accessoires kan een negatieve invloed hebben op het
functioneren van de VPAP.
• De VPAP is bestemd voor gebruik met maskers waarbij de uitgeademde
gassen door ventilatieopeningen kunnen wegstromen. Wanneer het masker
wordt gedragen terwijl de machine uitstaat of de ventilatieopeningen zijn
afgesloten, worden de uitgeademde gassen opnieuw ingeademd. Wanneer
dit gedurende een lange periode het geval is, kan dit leiden tot verstikking.
• Verwijder in het geval van een stroomstoring of een defect aan het apparaat
het masker bij de patiënt.
• De VPAP kan worden ingesteld op het leveren van een druk tot een waarde
van max. 25 cm H
2
O. In het onwaarschijnlijke geval van het optreden van
bepaalde storingen is een druk tot 40 cm H
2
O mogelijk.
• De VPAP is niet geschikt voor gebruik in de nabijheid van brandbare
verdovingsmiddelen.
• De VPAP mag niet worden gebruikt bij patiënten onder anesthesie, die
afhankelijk zijn van kunstmatige ventilatie.
• Als zuurstof wordt gebruikt in combinatie met de VPAP, moet de
zuurstoftoevoer worden uitgeschakeld wanneer het apparaat niet aan staat.
Als de zuurstoftoevoer doorgaat terwijl het apparaat buiten gebruik is, kan de
zuurstof zich ophopen in het apparaat. Dit kan leiden tot brandgevaar.
• Gebruik de VPAP niet als er sprake is van duidelijke externe defecten,
onverklaarbare veranderingen in de prestatie of ongebruikelijk geluid.
• Open de behuizing van de VPAP niet. Het apparaat bevat geen onderdelen
die de gebruiker kan onderhouden. Reparaties en onderhoud van het
binnenwerk mogen alleen worden uitgevoerd door een bevoegde service-
agent.