A.O. Smith 290 Heat Pump User Manual


 
19
3.4 Luchtinlaat en -uitlaat
Zorg ervoor dat er rondom de warmtepomp voldoende vrije ruimte is.
Inlaatlucht
De inlaatlucht mag niet vervuild zijn met agressieve bestanddelen (ammonia,
zwavel, chloor, etc.). Daardoor kunnen delen van het systeem beschadigd raken.
Luchtaansluitingen
Inlaat- en afvoerleidingen dienen te worden gemaakt van gladde buizen om drukver-
lies te minimaliseren. Let tijdens de installatie op de werkdruk van de ventilator en
de leidingweerstand. (Zie de technische gegevens.)
Aangeraden wordt de luchtkanalen die in de buurt van de warmtepomp geplaatst
worden waterpas of met een licht verval in de richting van de uitlaat van de
afgezogen lucht te plaatsen om het lekken van condenswater te voorkomen. Ze
moeten makkelijk kunnen worden gesloten. Daarmee wordt voorkomen dat er
condenswater uit de leidingen lekt. Wanneer er luchtkanalen geplaatst worden aan
de buitenzijde van het gebouw dient er een terugslagklep (met een kleine
weerstand) geplaatst te worden om te voorkomen dat er in de winter koude lucht de
ruimte binnenkomt wanneer de warmtepomp stilstaat.
De warmtepomp mag alleen gebruikt worden bij een volle tank!
De unit moet altijd van de stroom worden afgesloten voordat de klep
aan de voorzijde verwijderd wordt. Nadat u de unit van de stroom
heeft afgesloten, dient u eerst te wachten tot de ventilator tot
stilstand gekomen is voordat u de kleppen aan de voorzijde opent.
Voordat u de unit opstart dient u te controleren of alle kabels en
elektrische verbindingen correct zijn aangesloten en of de kabel en
de stekker die de display in de deur en de printplaat verbinden
correct geplaatst zijn.
Het wordt aangeraden om alle leidingen te isoleren om het warmteverlies te
verminderen en het geluidsniveau te verlagen.
3.5 Controle
Aangeraden wordt om na de installatie inspecties uit te voeren om te controleren of
de aansluitingen dicht zijn en de afvoer van het condenswater niet geblokkeerd is.