NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
20
33014818(2)2006-12 A SR 1800S
CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE
ACCU
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam
(ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren
of reinigen van de accu.
Schakel de parkeerrem (21, Afb. B-C) in.
Schakel de motor uit door de contactsleutel (17, Afb.
B-C) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te
verwijderen.
Open de klep van de stoel (8, Afb. F).
Controleer het peil van de elektrolyt in de accu (43, Afb.
E) en vul indien nodig bij met gedistilleerd water.
Reinig indien nodig de accu.
Controleer of de poolaansluitingen van de accu niet
verroest zijn.
Sluit de klep van de stoel (8, Afb. F).
CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL
Schakel de parkeerrem (21, Afb. B-C) in.
Schakel de motor uit door de contactsleutel (17, Afb.
B-C) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te
verwijderen.
Breng de afvalcontainer helemaal omhoog, zoals wordt
beschreven in het specifi eke deel.
Steek de twee blokkeerstangen (4, Afb. F) naar binnen.
Controleer of het oliepeil in het reservoir (12, Afb. F)
tussen de minimum- en maximummarkeringen staat. Vul
waar nodig bij met dezelfde olie als in het circuit.
Meestal gebruikte olie: DOT4.
Verwijder de vergrendelingsstangen (4, Afb. F) en laat de
afvalcontainer zakken.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN
HET GELUIDSSIGNAAL BIJ ACHTERUIT
(OPTIONEEL)
Controleer of het geluidssignaal aangaat als de machine
in z’n achteruit wordt gezet.
Stel de activeringsensor indien nodig af zoals
beschreven in de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
Schakel de parkeerrem (21, Afb. B-C) in.
Schakel de motor uit door de contactsleutel (17, Afb.
B-C) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te
verwijderen.
De bandenspanning moet als volgt zijn:
Voorbanden: 7,0 Bar
Achterbanden: 7,0 Bar
LET OP!
Respecteer de waarden voor de
bandenspanning op de betreffende stickers.
De waarden op de banden verwijzen naar
standaardbelastingen en -snelheden,
maar komen niet overeen met de
bedrijfsomstandigheden van de machine.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
2.
1.
2.
3.
•
•
DE POSITIE VAN DE ZIJBORSTELS
CONTROLEREN EN AFSTELLEN
Controleer als volgt de indruk die op de grond wordt
achtergelaten door de borstels:
Zet de machine op een vlakke ondergrond.
Zet de machine stil, laat de zijborstels zakken en laat
deze enkele seconden draaien.
Zet de zijborstel stil en breng deze omhoog voordat u de
machine verplaatst.
Controleer of de indruk die de zijborstel achterlaat is
zoals in de afbeelding (Afb. M) in verhouding tot de
rijrichting (3, Afb. M).
De zijborstel rechts moet de vloer raken in een
draaicirkel tussen 9 uur en 4 uur (1, Afb. M).
De zijborstel links moet de vloer raken in een
draaicirkel tussen 8 uur en 3 uur (2, Afb. M).
Wanneer de indruk niet volgens de specifi caties is, kunt
u de hoogte van de borstel afstellen met de schroef (1,
Afb. N).
OPMERKING
Als de borstels door overmatige slijtage niet meer
kunnen worden afgesteld, moeten de borstels zoals
in het betreffende deel worden vervangen.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar.
Deze procedure is van toepassing op alle soorten
borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen
als u de zijborstels vervangt omdat er scherpe
deeltjes tussen de haren van de borstels
kunnen blijven hangen.
Stel de machine af zoals beschreven in het deel Na
gebruik van de machine.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de
specifi eke paragraaf.
Zet de gashendel (19, Afb. B - 29, Afb. C) op MAX.
Breng de afvalcontainer (2, Afb. F) omhoog door de
rechterhendel van de bediening (12, Afb. B - 31, Afb. C)
ingedrukt te houden tot de geschikte hoogte onder de
borstel is bereikt.
Schakel de motor uit door de contactsleutel (17, Afb.
B-C) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te
verwijderen.
Verwijder de blokkeerschroef (1, Afb. P), verwijder en
vervang daarna de borstel.
Bevestig de borstel met de schroef (1, Afb. P).
Breng de afvalcontainer (2, Afb. F) omlaag door de
rechterhendel van de bediening (12, Afb. B - 31, Afb. C)
aangetrokken te houden.
1.
2.
3.
4.
5.
•
•
6.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.